donderdag 15 september 2011

Processen Hof van Gelderland

Het Hof van Gelderland was in de tijd dat het gewest nog erg autonoom was een instantie waar naast andere taken ook een breed scala van civiele of burgerlijke processen langs trokken. Tot dit soort van processen hoorden ook gezinstwisten, overspel, bigamie, huwelijksbeloftebreuk, bezwangering en andere frivoliteiten waar minstens één partij zich als slachtoffer beschouwde.
Het leed in dergelijke processtukken laat zich lezen als de moderne roddelblaadjes, en geeft daarmee aan dat het toen en nu weinig of geen verschil maken. Alleen de accenten lagen eeuwen terug wat anders. Soldaten waren berucht, net zoals kermistijd, edellieden of andere lieden met een hogere sociale statuur dan diegene waarmee zij in seksuele zin rommelden. Waar we nu misschien om kunnen glimlachen was toen bittere ernst. Om een voorbeeld te noemen volgens we hier de samenvatting in het kader van 'klein menselijk leed' aan de hand van een proces uit 1646 (Archief Hof 5230 nr. 47).
Franck Jansz, impetrant contra zijn vrouw Belichje Jans (van Benschop). Verzoek: echtscheiding.
Franck Jansz verklaart een man van eer en geweten te zijn. Zijn vrouw zou hem en hun twee kleine kinderen echter reeds tweemaal hebben verlaten om een lichtvaardig en onregelmatig leven te leiden. Ze zou met verschillende Fransen correspondentie hebben gehad en zelfs een zekere Fransman, genaamd Camon, trouwbeloften hebben gedaan. Die Camon logeerde bij Thomas Crauwel, vlakbij de Hulck. Nadat zij voor de tweede keer bij haar echtgenoot was weggegaan had Franck Jansz gemeend een nieuwe relatie te kunnen aangaan, en wel met zijn dienstmaagd Hendersken Henricks, die hem (rond mei 1645) een kind geschonken had en inmiddels zwanger was van het tweede kind. Volgens zijn eigen zeggen had hij zo gehandeld in de veronderstelling dat zijn vrouw niet meer in leven zou zijn nadat zij hem had verlaten. Hij vraagt toestemming tot echtscheiding om te kunnen hertrouwen.
Franck Jansz heeft het grootste deel van zijn leven gewoond in zijn geboorteplaats Benschop, en bezat wat land te Lopik. In 1636 woonde hij met zijn gezin in de herberg waar de Hulck uithing bij de Waterpoort te Wijk bij Duurstede. In 1644 woonde hij als herbergier te Renkum, maar korte tijd later op de Grebbedijk buiten Wageningen.
In haar verweer stelt Belichje dat zij weliswaar een keer (in 1635) was ingescheept voor een bezoek aan Benschop, waar haar broer woonde, en waar zij een eerzaam dienstmaagd was geweest van Gerrit Henricksz, maar dat was met volle instemming van haar man geweest, die haar bagage zelfs nog had helpen inschepen in het schip van Claes Dircksz van Wijck. Eenmaal teruggekomen was het huwelijk geen pretje meer geweest. Zo had haar man haar tenslotte met een mes achterna gezeten en daarbij gezworen haar hals af te snijden. Dat vormde voor Belichje de aanleiding om definitief te vertrekken. Daarvóór had zij al getracht wat huisraad te verkopen. Zo verklaarde op 22-2-1646 Dirck van Eck, burger en inwoner van Wijk, oud ca. 63 jaar, dat Belichje aan zijn vrouw gevraagd had om bv. een rode ketel van haar door te verkopen. Belichje meende daartoe gerechtigd te zijn, daar zij een bedrag van 10.000 gulden in het huwelijk had gebracht. Ook zij wenst thans ontbinding van het huwelijk en de helft der gezamenlijke bezittingen.
N.B.: Ooms van haar kinderen waren Jacob Jansz Groenevelt en Cornelis Jansz. Opgemerkt wordt dat bij de bevalling van de dienstmaagd Hendersken zekere Jenneken en Ermken Jans gehaald zijn en dat hen is verzocht de bevalling discreet te houden. Het kind is door beide in een kruitdoos ge-legd en begraven. De schout van Renkum heeft de doos doen opgraven, waarna de dienstmaagd op de vlucht is geslagen.

Geen opmerkingen: