dinsdag 27 december 2011

Kasteel Den Brakel (Rijswijk)

Wie aan kastelen denkt, denkt doorgaans aan keurig gerestaureerde of met gevoel voor smaak onderhouden panden of aan woningen die de tand des tijds niet hebben doorstaan en daarom een kasteelruïne genoemd moeten worden. Minder vaak zal worden gedacht aan objecten die geheel verdwenen, of beter gezegd, aan het zicht onttrokken zijn. Er wordt weleens opgemerkt dat Gelderland, met name de Betuwe, valt aan te merken als kastelenkerkhof. Kastelen van faam, zoals het hierboven afgebeelde kasteel van Buren, zijn op grote schaal teloor gegaan door oorlogen, branden en leegstand. Wat van de gebouwen restte was vaak wat fundamentenmateriaal dat onder het maaiveld verstopt lag, terwijl andere resten soms gebruikt werden voor herbouw of nieuwbouw van andere huizen of geestelijke gebouwen. Oude tekeningen zijn in dergelijke gevallen het enige houwvast van hoe een verdwenen kasteel er ooit uit moet hebben gezien. Moeilijker wordt het met kastelen waarover de bronnen schaars zijn en een afbeelding geheel ontbreekt.
We gaan in dit voorbeeld naar het kleine Nederbetuwse dorp Rijswijk, dat tegenwoordig deel uitmaakt van de gemeente Buren. In de 16e eeuw ritselde het in deze agrarische omgeving van lieden die zich beriepen op een adellijke afkomst. En inderdaad, veelvuldig waren daar familienamen als Van Wijck, Van Leeuwen, Van Eck, Van Brakel en Van Heteren. Namen van geslachten die tot ver in de tijd terug gingen en tot riddermatige stammen behoorden, maar waarvan de meeste nazaten inmiddels allang 'achter de ploeg liepen'.
Het nietige Rijswijk kende enkele adellijke huizen. Hiernaast is kasteel Hoekenburg te zien, vernoemd naar jonker Dirck de Houck die het huis rond 1600 bewoonde. Een eeuw later droeg het de naam van de toenmalige eigenaar, een Van Golstein. Hoekenburg werd in de 19e eeuw afgebroken.
Alleen in de naam van de familie Van Brakell tot den Brakell wordt nog herinnerd aan het ooit bestaan hebbende huis Den Brakel. In de vijftiende eeuw is er al sprake van een hofstede, met toren, zaal en goed, strekkende van de Wijfdijk tot de Broeksteeg. Aanvankelijk betrof dit huis een Gaasbeeks leen dat door overdracht in handen kwam van de heren en latere graven van Culemborg. Tussen 1460 en 1490 werd dit leen gehouden door Dirck van Brakel, maar vervolgens werd het complex ter grootte van 11,5 morgen gesplitst in twee helften. De ene helft bleef zonder onderbrekingen in handen van de familie van Brakell, de andere helft kwam in 1545 via de familie Van Leeuwen en vervolgens in de persoon van Antonia van Wijhe, vrouw van Lodewijk van Brakel ook weer in handen van de laatste familie. De beleningen werden voortgezet tot 1762, wanneer de dan nog minderjarige jonker Floris Adriaan, oudste zoon van Diederik Louis van Brakell tot den Brakell, heer van Vredestein en richter en dijkgraaf van Tiel en Zandwijk het huis en goed verwerft. Niet lang hierna, althans nog voor het einde van de achttiende eeuw, moet het huis verloren zijn gegaan. Afbeeldingen van de woning zijn niet overgeleverd. In zijn uitgave van 1840 vermeldt de bekende A.J. van der Aa nog het bestaan van een ‘voormalig kasteel’, waarvan de bijbehorende gronden op dat moment nog in bezit waren van de familie Van Brakell.

maandag 12 december 2011

Adel aan de brandspuit

Het inventariseren van huis- en familiearchieven levert nogal eens opmerkelijke vondsten op. Zo is de belangrijkste familie die in het archief van de huizen Nettelhorst en De Heest optreedt het aloude Gelderse geslacht Van Heeckeren. In Oost-Gelderland bezaten zij door de eeuwen heen meerdere kastelen en havezaten. De bovengenoemde huizen kunnen dan ook eenvoudig worden aangevuld met o.a. Overlaer, Molecaten, de Wiersse, Waliën, De Cloese, Enghuizen, Suideras, Barlham en Kell. Voor de vaak omvangrijke familietakken was het aantal woonhuizen op stand echter niet toereikend. Bovendien waren de gezinnen doorgaans zo groot dat het niet kon uitblijven dat in de loop van de 19e eeuw diverse Van Heeckerens uit hun stand tuimelden. Een tijdperk begon van adellijke landbouwers, ambachtslieden, kleine ambtenaren en een breed scala aan andere bescheiden beroepen. De baronnen en baronessen doken overal op in de beroepsgroepen van de gewone man.
Daarmee wil echter niet gezegd zijn dat zij, die wel volgens de regels van hun stand konden blijven leven verschoond bleven van vuile handen. Voorbeeld daarvan is Willem Carel Maurits Reinhard baron van Heeckeren (1830-1907). Door zijn vader, een man met een reeks van eerbiedwaardige beroepen en functies, was hij heer van Marhulsen, en door zijn moeder (ook al een Van Heeckeren trouwens) was hij tevens heer van De Heest. Zelf deed de man niet zoveel en woonde hij tamelijk anoniem in de binnenstad van Zutphen.
Het bestuur van die gemeente wist hem evenwel te vinden voor het verrichten van een belangrijke burgerplicht: namelijk het assisteren bij alom zeer gevaarlijke stadsbranden. In 1859 was het zover, geen leidinggevende functie bij de bestrijdingen van branden, maar eenvoudig als emmerdrager bij de spuit nummer 3.

zondag 11 december 2011

Crazy in love

It's a long time ago I added a song on this blog. But today I introduce a silly man. Dressed in white, looking and moving like a woman, with a interesting vibrating voice. The Metropole Orchestra from The Netherlands accompanies in this song Antony and the Johnsons.