maandag 12 december 2011

Adel aan de brandspuit

Het inventariseren van huis- en familiearchieven levert nogal eens opmerkelijke vondsten op. Zo is de belangrijkste familie die in het archief van de huizen Nettelhorst en De Heest optreedt het aloude Gelderse geslacht Van Heeckeren. In Oost-Gelderland bezaten zij door de eeuwen heen meerdere kastelen en havezaten. De bovengenoemde huizen kunnen dan ook eenvoudig worden aangevuld met o.a. Overlaer, Molecaten, de Wiersse, Waliën, De Cloese, Enghuizen, Suideras, Barlham en Kell. Voor de vaak omvangrijke familietakken was het aantal woonhuizen op stand echter niet toereikend. Bovendien waren de gezinnen doorgaans zo groot dat het niet kon uitblijven dat in de loop van de 19e eeuw diverse Van Heeckerens uit hun stand tuimelden. Een tijdperk begon van adellijke landbouwers, ambachtslieden, kleine ambtenaren en een breed scala aan andere bescheiden beroepen. De baronnen en baronessen doken overal op in de beroepsgroepen van de gewone man.
Daarmee wil echter niet gezegd zijn dat zij, die wel volgens de regels van hun stand konden blijven leven verschoond bleven van vuile handen. Voorbeeld daarvan is Willem Carel Maurits Reinhard baron van Heeckeren (1830-1907). Door zijn vader, een man met een reeks van eerbiedwaardige beroepen en functies, was hij heer van Marhulsen, en door zijn moeder (ook al een Van Heeckeren trouwens) was hij tevens heer van De Heest. Zelf deed de man niet zoveel en woonde hij tamelijk anoniem in de binnenstad van Zutphen.
Het bestuur van die gemeente wist hem evenwel te vinden voor het verrichten van een belangrijke burgerplicht: namelijk het assisteren bij alom zeer gevaarlijke stadsbranden. In 1859 was het zover, geen leidinggevende functie bij de bestrijdingen van branden, maar eenvoudig als emmerdrager bij de spuit nummer 3.

Geen opmerkingen: