vrijdag 15 maart 2013

Gezwegen getuigen


Tegenwoordig beschrijft men volgens de moderne regels van de archivistiek alleen nog rechtshandelingen tussen partijen met vermelding van de namen van betrokkenen, eventueel aangevuld met informatie over de instantie waarvoor de betreffende akte is verleden.  Vroeger, zeg maar vóór de Tweede Wereldoorlog, hadden archivarissen veel meer tijd om ook aandacht te besteden aan andere details die in akten werden vermeld. Daartoe behoorden in de eerste plaats de namen van functionarissen die ambtshalve  betrokken waren bij de totstandkoming van een akte. Hadden zij het geluk om tevens in een regest vermeld te worden, hetgeen in akten tot aan het jaar 1550 nogal eens het geval was, dan werd ook vermeld of zij de bewuste akte mede hadden bezegeld en of daarvan ten tijde van de optekening nog wat met het blote oog viel waar te nemen.
De kenner van de materie weet dat zegelklompjes aan perkamentstrookjes uiterst kwetsbaar zijn. Ze breken of brokkelen makkelijk af, en verliezen daarmee het karakteristieke beeldmerk van de familie van de zegelaar die de akte had bekrachtigd.

Vandaag brengen we een paar zegelaars tot leven die anders  een prooi waren geworden van de vergetelheid. Het gaat om een charter uit 1661 in het op te heffen archief van Huis Watergoor. Daarin wordt door de familie Schimmelpenninck van der Oye wat land in Brummen getransporteerd. Het eerste zegel betreft dan ook het familiewapen van de Schimmelpennincks met de bekende sleutels. Het tweede en derde wapenzegel betreft nu eens lieden die buiten de beschrijving gelaten worden. Het zijn het springend paard van de zegelaar Johan  Ruiter tot Mengerinck, raadsvriend te Zutphen en de fortuna met kleed van de Zutphense secretaris Jodocus Cremer.



Geen opmerkingen: