zaterdag 2 februari 2013

Hertog Karel als gewestelijke koning in Gelre

Het zal niemand zijn ontgaan dat na ruim een eeuw de Nederlandse monarchie weer eens zal worden ingevuld door een koning. Niemand in ons land heeft daar ervaring mee, en denkende aan wat over de eerste drie koningen Willem bekend is, is het ook niet verwonderlijk dat de huidige kandidaat zich niet heeft laten verleiden om zijn naam aan dat rijtje toe te voegen. Ooit was Nederland bedekt met een aantal min of meer autonoom regerende vorsten. De hoogste in rang trof men aan in Gelderland. Daar fungeerde de Egmond-dynastie op het hoogtepunt van haar bestaan als hertog van Gelre en graaf van Zutphen. Het bijbehorende gebied bestond voor een groot deel uit het huidige Gelderland, aangevuld met delen van Limburg en het aansluitende Duitse grondgebied. Gelderland was daardoor zelfs een niet onaanzienlijke politieke factor in de Europese machtenspel. Dit laatste woord geeft de sfeer al aardig weer van wat we van het soort heersers uit de late middeleeuwen kunnen verwachten. Als meest markante vorst komt Karel van Gelre (1467-1538) in aanmerking. Zijn praalgraf en zijn door een beeld gedragen harnas in de Eusebiuskerk te Arnhem duiden op zijn belang in de geschiedenis van het gewest.
Alle kenmerken van een koningshuis als die van de Oranjes waren hier aanwezig, en werden zelfs op meerdere terreinen ruimschoots overtroffen. De man had zeker zes kinderen bij minstens vier verschillende loslopende vrouwen, maar zijn huwelijk leverde niets op. Daarnaast was hij steeds in geldnood wegens een groot aantal oorlogen tegen zijn buitenlandse buren, maakte en verbrak hij net zo makkelijk weer verdragen, verbleef hij enige tijd in ballingschap, was hij mede door zijn krijgsheer Maarten van Rossum een redelijk succesvol strateeg en was hij daarnaast zeer betrokken bij de regeling van een goede waterhuishouding binnen het gewest en stond hij tolerant tegenover religieus andersdenkenden.
Zijn handtekening: ‘Charles’ was opvallend, en daarom blijkbaar ook een gewild object. Een lid van de familie Schimmelpenninck van der Oye kocht ooit op een veiling een aantal stukken waar deze handtekening van de hertog op stond. Een van die stukken (die zolang het Schimmelpenninck-archief niet is bewerkt, ook nog niet voor publiek beschikbaar is) betrof het hier getoonde document uit 1496. Daarin verklaart Karel dat hij zijn bastaard-broer Reyner van Gelre voor de rest van diens leven een jaarlijkse uitkering van 150 gulden schonk. Vijf jaar na zijn dood verloor Gelre voor altijd haar zelfstandigheid.

Geen opmerkingen: