Gezwegen getuigen
Tegenwoordig
beschrijft men volgens de moderne regels van de archivistiek alleen nog
rechtshandelingen tussen partijen met vermelding van de namen van betrokkenen,
eventueel aangevuld met informatie over de instantie waarvoor de betreffende
akte is verleden. Vroeger, zeg maar vóór
de Tweede Wereldoorlog, hadden archivarissen veel meer tijd om ook aandacht te
besteden aan andere details die in akten werden vermeld. Daartoe behoorden in
de eerste plaats de namen van functionarissen die ambtshalve betrokken waren bij de totstandkoming van een
akte. Hadden zij het geluk om tevens in een regest vermeld te worden, hetgeen
in akten tot aan het jaar 1550 nogal eens het geval was, dan werd ook vermeld
of zij de bewuste akte mede hadden bezegeld en of daarvan ten tijde van de
optekening nog wat met het blote oog viel waar te nemen.
De
kenner van de materie weet dat zegelklompjes aan perkamentstrookjes uiterst
kwetsbaar zijn. Ze breken of brokkelen makkelijk af, en verliezen daarmee het
karakteristieke beeldmerk van de familie van de zegelaar die de akte had
bekrachtigd.
Vandaag
brengen we een paar zegelaars tot leven die anders een prooi waren geworden van de vergetelheid.
Het gaat om een charter uit 1661 in het op te heffen archief van Huis
Watergoor. Daarin wordt door de familie Schimmelpenninck van der Oye wat land
in Brummen getransporteerd. Het eerste zegel betreft dan ook het familiewapen
van de Schimmelpennincks met de bekende sleutels. Het tweede en derde
wapenzegel betreft nu eens lieden die buiten de beschrijving gelaten worden.
Het zijn het springend paard van de zegelaar Johan Ruiter tot Mengerinck, raadsvriend te Zutphen
en de fortuna met kleed van de Zutphense secretaris Jodocus Cremer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten