vrijdag 22 september 2023

De oudste generaties Van Ooijen (Oijen, Ojen) uit het Betuwse Rijswijk



I. Job Geurtsz, * ca. 1560, waarsch. waard te Maurik (1590), later waard te Rijswijk (1620), † ws. vóór 1-12-1626, ∞ NN [mogelijk Steventje NN], † na 1-12-1626.

7-3-1590: ‘bijnnen Maurick ten huijse van Job Gaertsen’ (Spies, deel 4, pag. 198). 1600/1601: Jop Geurtsz is pachter de Slagtiend te Maurik (GldA, AHC 5671). 6-7-1612: Cornelis van Leuwen als gevolmachtigde van Willem van Heteren, als man en momber van Anna van Eck, erfgename van haar vader Barth van Eck spreekt aan met panding Job Guerdtsen voor 28 gld., herkomende van gekocht koren op het veld, hetwelk door Job van de mombers van de kinderen van wijlen Ernst van Meerten is gekocht en door door Barth van Eck om de ‘gerff’ gebouwd is geweest (Spies, deel 7, pag. 75, 106). 21-2-1614: Aert Pagie als gevolmachtigde van Steven van Eck spreekt aan met bezaat de huisvrouw van Job Guerdtsen, Johan Deijs custos te Rijswijk, Henrick Willemsen de Vael en Herman de Kemp, ieder voor 50 goudgulden, en in latere fase ook Johan Hermansen de Bonth (Spies, deel 7, pag. 196, 218, 221). 14-12-1620: ten huize van Jop Geurtss, waard tot Rijswijk, is een vreemdeling die met zijn paard logies voor de nacht had gekregen, dood op bed aangetroffen. De visitatie van het lijk geschiedt door de sub-stituut-scholtus Jasper Wtenweerde. Getuigen zijn Willem van Goltsteijn, Reijer Hermanss, Gijsbert Hermanss en Willem Gerritss Bloem (GldA, Rekenkamer 5227, fol. 3v-4). 1-12-1626: de gecommitteerde jonkers wegens een proces geweest zijnde bij Steventgen Joppen te Rijswijk (Spies, deel 8, pag. 394).
Kinderen:
a. Evert Jobpensz, volgt II.
b. Geurt Jobpensz, † na 28-4-1619.
11-7-1617: Guerdt Joppensen spreekt aan met panding en pandkering Oth Jacobsen (ook: Jansen) voor 33 car. gld., wegens de koop en leverantie van een koe, en voor schade. De ridderschappen veroordelen verweerder tot betaling der geëiste som (Spies, deel 7, pag. 369, 375; deel 8, pag. 34).

II. Evert Jobpensz, herbergier/waard in de Wildeman (1644) te Rijswijk, gerichtsman (1646), † na 17-5-1652, ∞ kort na 11-6-1625 Geertruijdt (Geertje) Evertse (van Oijen), † na 18-7-1646.

12-5-1623: Jan Hermansz Keijser bekent een schuld van 106 car. gld. 5 st. aan Geertien Evertsdr van Oijen, terzake van geleend geld (RAR, ORA Buren 97, fol. 252). 10-10-1636: Jan van Wijck Jobsen spreekt aan met panding Gerridt Jan Wijnantsen voor 250 gld. terzke van een borgtocht. Tevens spreekt hij aan met panding Evert Joppen voor restitutie van 26 gld. die de verweerder ten onrechte van hem heeft afgenomen wegens de 12 stuivers op elke ton bier, en voor 3 gld. wegens onkosten. Het gerecht veroordeelt de verweerder tot betaling (RAR, RANB 110, fol. 15, 30; Spies, deel 10, pag. 26, 28, 55). 6-3-1639: Christiaen Plessius, custos, en Cornelis Jerephaesz stellen zich tot borg voor Evert Joppen (RAR, RANB 110, fol. 74v). 1-4-1639: de ambtman spreekt aan Evert Joppen voor een boete van 100 ggld., wegens stuiting van een executie (RAR, RANB 110, fol. 75). 7-11-1641 en 12-11-1641: Dirck Vogelsanck als gevolmachtigde van Aert van Tuijll, Gevert Willemsz van den Bosch als gevolmachtigde van Meeuwis Jansz van Rijven, als man van Neeltje Cornelisdr en Fijken Willemsdr, wed. en boedelhoudster van Cornelis Claesz van Oordt, cum tutore Dirck van Maurick, als procuratie hebbende van Cornelis Dircksz van Oordt, Evert Joppensz als man van Geertien Evertsdr, mede voor Maijken Evertsdr, vrouw van Jan Vos, Joostgen Evertsdr, vrouw van Peter Cornelisz, allen als erfgenamen van wijlen Geertien Cornelisdr, vrouw van Aert van Tuijll vnd., hebben aan Gerrit van der Linghen 4 hond land bij de Melatenhof bij Buren verkocht (GldA, Arch. A.P. van Schilfgaarde, afschrift tijnsboek van Buren). 13-11-1641: Aert van Tuijll; Meus Jansz van Rijven, gehuwd met Neeltje Cornelisdr; Fijken Willemsdr, wed. van Cornelis (?) Claesz van Oordt; Evert Joppensz, gehuwd met Geertje Evertsdr, en mede transport en actionem cassam hebbende van Maeijcken Evertsdr, gehuwd met Jan Vos, en Joostgen Evertsdr, gehuwd met Peter Cornelisz, alle als erfgenamen van Geertje Cornelisdr, in leven vrouw van Aert van Tuijll vnd., verkopen aan scholtus [Johan] ter Borch een grafstede aan het noorderpand van de kerk te Buren, belend ten O: secretaris Ter Borch, W: erven van Steven van Osch, N: Willem Mutshage, Z: secretaris Munter (RAR, ORA Buren 99, fol. 163bis). 11-2-1644: is de bouw van de kerk van Ravenswaaij aanbesteed ten huize van Evert Jobpense tot Rijswijk, aan Pauwels Peelen van Apeldorn, en wel voor de somma van 11.700 gld., ten overstaan van jonker Willem van Golstein en Joan Gerlaci (RAR, Arch. Hervormde Gemeente Rijswijk, Kerkenraadsacta 1639-1679, inv.nr. 1, fol. 7). 14-7-1646: Evert Joppen wordt vermeld als gerichtsman te Rijswijk (RAR, RANB 203, fol. 202). 28-7-1646: Teuntje Tonisdr, wed. van Henrick Jansz, raaijmaker, geassisteerd met haar zoon Jan Henricksz, bekent een schuld van 81 car. gld. 13 st. aan Jan de Hooch, nomine uxoris Peterken Jansdr, herkomende terzake van zeker contingent van de erfenis, dat Evert Joppen als actionem cessam hebbende van Maijken Evertsdr, gehuwd met Jan Vos tot Beesd, en mede voor hem zelf nomine uxoris Geertien Evertsdr, als borg voor de gearresteerde erfenis van Maijken Evertsdr, haar uit de boedel en de reste-rende kooppenningen van het nabenoemde huis en hofstede, van wijlen hun tante Geertien Cornelisdr competeren, en welke erfenis door Jan de Hooch nomine uxoris was gearresteerd en bij sententie van het gerecht van Buren executabel is verklaard. Teuntje stelt tot onderpand haar huis en hofstad, gekocht van Aert van Tuijll, staande en gelegen buiten de Huispoort te Buren (RAR, ORA Buren 100, fol. 21-21v). 11-7-1649: partijen in een procedure komen bijeen ten huize van Evert Joppen te Rijswijk (Spies, deel 11, pag. 81). 1650: Evert Jobpen is pachter van een huis aan het Overeind, met les en gres uit 1 morgen boomgaard (GldA, Verponding, fol. 33-34). 17-5-1652: Hermken Cornelissen, wed. van Anthonis Gijsbertsen spreekt aan met panding Evert Joppensen voor 120 gld. wegens de pacht van een boomgaard in 1651. De eis wordt niet ontvankelijk verklaard, en de aanlegster veroordeeld tot vergoeding van de gerechtskosten (Spies, 11, pag. 139, 149, 156).

Uit dit huwelijk te Rijswijk:
a. (mogelijk) Job Evertsz, * ca. 1627; van Rijswijk, wijnverlater op de Fluwelen Burgwal (1656) en in de Warmoesstraat (1659) te Amsterdam; begr. Amsterdam (Oude Kerk) 8-5-1659; ∞ ald. (otr. ald. en Rijswijk 5 en 17-8) stadhuis 27-8-1656 Geertruijdt Barentsdr, van Vollenhoven; wed. van Valentijn Weesenaar, op de Fluwelen Burgwal; zij hertr. Amsterdam 17-12-1660 Egbert Teunisz, van Deventer; bakkersgezel, wonende in de Warmoesstraat. 29-10-1653: Jop Everts van Rijswijck, wijnverlater, legt een gerechtelijke verklaring af (StA Amsterdam, Confessieboek, inv.nr. 309, fol. 213v).
b. Evert Evertsz (van Oijen), volgt III.
c. Steventje Evertsdr (van Oijen), lidmate te Rijswijk; ∞ 1e Rijswijk tussen aug. en okt. 1669 Willem Eijmertsz, van Winssen, lidmaat te Rijswijk; wednr. van Anneken Cornelisdr; ∞ 2e Rijswijk 29-8-1686 Jacob Gijsbertsz (van Wijck), lidmaat te Ravenswaaij; diaken (1665-1667, 1673-1675), ouderling (1668-1670, 1676-1678) en nabuur (vermeld 1686, 1688) ald.; wednr. van Aeltje Dircksdr van Everdingen.
8-3-1679: Jacob Gijsbertsz heeft vanaf 12-10-1678 een arm kind onderhouden, en ontvangt voor deze 21 weken van de diakonie 15 gld. 15 st. (AHG Ravenswaaij, inv. 1, fol. 22).
d. Johan Evertsz (van Oijen), ≈ 24-1-1641, koster, secretaris en schoolmeester te Rijswijk (ca. 1675-1723), leenman van Gelre te Maurik, leenman van Culemborg te Rijswijk, leenman van Soelen en de Aldenhaag te Rijswijk, leenman van Buren te Tricht, gegoed onder Rijswijk, Maurik en Ravenswaaij, † vóór 31-7-1723, ∞ Rijswijk 3-5-1668 Metje Woutersdr van Murmelen, ≈ Rijswijk 14-12-1645, † tussen 17-8-1728 en 16-3-1732, dr. van Wouter Adolphsz van Murmelen, winkelier, leenman van Culemborg te Rijswijk, diaken (1656-1658) en ouderling (1662-1665) ald., en Jannetje Cornelisdr.
1677: Jan Evertsz van Oijen treedt op als gevolmachtigd rentmeester van vrouwe Margaretha van Rumelaer, wed. De Ruijter tot Laeckemont, terzake van haar pachtinkomsten in het ambt Nederbe-tuwe. Na haar dood procedeert hij in 1680 tegen jonker Otto van Doeyenborgh wegens de weigerachtigheid van de laatste om de kosten van haar overluiden te betalen (RAR, RANB 127, civiel proces nr. 8). 9-9-1679: Johan Evertsz van Oijen, gevolmachtigde volgens procuratie van 1-9-1679 van Antonis en Diderick de Bye, gebroeders, oorkondt te hebben verkocht en getransporteerd aan Henrick Hen-ricksz van Werden (sic) en diens vrouw Maijken Jacobsdr van Gelder de bloktiend, genaamd de Rootiend, alsmede de smaltiend mede te Rijswijk. Het zegel van de oorkonder is vrijwel afgevallen (GldA, FA Van Brakel tot den Brakel, charter nr. 24). 20-12-1679: de weduwe van Johannes Winckels, in leven predikant te Rijswijk, en Jan Evertsz, coster aldaar, treden als aanleggers op tegen de erfgenamen van wijlen Hendrick Vernoij. Bij civiele sententie van het Hof van Utrecht d.d. 20-9-1680 worden de gedaagden veroordeeld tot de betaling van de 'proportione herediteria', wegens twee jaren pacht van een weide tot een bedrag van 180 gld. (HUA, Hof van Utrecht 188-23 en 188-24). 18-5-1683: Jan Evertsz van Oyen, secretaris van Rijswijk verkoopt aan Cornelis Jansz van Soestbergen, zoutmeter te Utrecht, een partij rijshout (HUA, NA U105a001, Nots. J. van Lienden, akte 55). 11-4-1684: J. Evertsen van Oijen treedt op als getuige bij de verkoop van 2 morgen en 1 hond land en vier weilanden onder de Broecksteeg te Rijswijk, O: Cornelis Vernoij, W: de erfgenamen van Anthonius de Rooden; strekkende uit de halve Broecksteeg tot in de halve Meergraaf. Alsmede van 2 morgen 2 hond en 3 roeden weiland in de Dolaegh, O: de erfgenamen van Cornelis Geurtsz de Cruijff, W: de erfgenamen van juffr. Antonetta van Brakell; strekkend van half de Broecksteeg tot aan het Bovelant in het Bergdal in het kerspel Rijswijk. Alles verkocht door Anna van Rossum, wed. en boedelhoudster van Jan Cornelisz de Cruijff, geass. door Arnoldus van Ossenbergh, haar momber, aan Ruttger Hermansz van Ginckel. Met de zegels van Gerrit Moijburgh en A. van Ossenberch en de geschonden zegels van Anneken van Rossum en J. Everts van Oijen (AHG Rijswijk, kerkenraad, charter inv.nr. 25). 22-6-1686: Johan Evertsen van Oij spreekt aan met bezaat de rentmeester Martten van Hoven (Spies, deel 13, pag. 71). 5-6-1688: in een zaak tussen Jan Evertsen van Oijen tegen Franciscus de With wordt de laatste veroordeeld tot betaling van geëiste 200 gld. (Spies, deel 13, pag. 104). 11-12-1688: secretaris Coten spreekt aan met rechte Joost Prijs omdat die kwestie had met Jan Evertse, custos te Rijswijk, en met hem heeft gevochten en door het trekken van een mes zich breukplichtig heeft gemaakt voor een bedrag van 50 gld. (Spies, deel 13, pag. 108). 24-4-1691: Jan Evertsz van Oij als aangestelde momber over de nagelaten onmondige kinderen van Cornelis Geurtsz bekent een schuld van 100 gld. aan Anna Vosch van Avesaet, en verbindt een weide, groot 4 morgen 1 hond, in de Dola te Rijswijk (RAR, RANB 219, fol. 86). 25-2-1694: Jan Evertsen van Oij is getuige bij de verkoop van land in de Zoelmonder Weide te Ravenswaaij, en hangt hieraan zijn zegel (GldA, FA Van Brakel tot den Brakel, charter nr. 31). 10-8-1694: Johan Evertsz van Oijen is getuige bij het transport van land in Rijswijk. Zijn zegel is geschonden (GldA, FA Van Brakel tot den Brakel, charter nr. 32). 24-6-1697: Jan Everts van Oijen en zijn vrouw Metje Wouters van Murmelen verkopen en transporteren aan Aart van den Bergh, secretaris van Eck, het recht van verwin op o.a. de helft van ca. 11 hond land met gepoot onder het kerspel van Ingen, en herkomende van Dirck Verhuet en Grietjen Verhuet, wed. van Antonis van Wijck, voor de somma van 195 gld. (RAR, RANB 234, fol. 188). 24-5-1698: Jan Evertsz van Oijen en zijn vrouw Grietje Woutersdr van Murmelen lijftochten elkaar wederzijds in al hun goederen te Rijswijk en verder in het ambt van Nederbetuwe (RAR, RANB 280). 1-8-1698: Geurt de Cruijff, mede voor Pons de Cruijff, draagt over aan Jan Evertsz van Oijen ca. 4 morgen 1 hond weiland in de Dolagh, deels leenroerig aan Culemborg, alsmede het recht van de erfgraven in de kerk van Rijswijk, te zamen voor de somma van 850 gld. (RAR, RANB 219, fol. 112-112v). 2-8-1698: wordt Johan Evertsz van Oijen, custos en schoolmeester te Rijswijk, na opdracht door Geurt Cornelisz de Cruijff beleend met 14 hond land in de maalschap van Rijswijk (GldA, AHC 4787, fol. 1347). 27-9-1703: volgens de verdeling van het familiegeld te Rijswijk wordt Jan Evertsz van Oijen aangeslagen voor 4 gld. (Arch. Polderdistrict Nederbetuwe 365). 30-12-1708: Jan Everts van Ojen en zijn vrouw Mettje Wouters van Mermelen treden op als doopgetuigen in de Nieuwe kerk te Amsterdam bij een zoon van hun dochter Johanna van Ojen en Hendrik Bosch. 11-5-1711: Christiaan Augustus Kloekhoff transporteert 4 morgen elzenpas in de Breemaat aan Gerard de Vrede, predikant te Rijswijk, en aan Johan Evertse van Oijen, secretaris aldaar, leenroerig aan het huis Zoelen (GldA, AHC 4787, fol. 1463). 25-7-1715: Jan Evertsz van Oijen en zijn vrouw Metje Woutersdr van Murmelen transporteren na verkoop voor 250 gld. aan Evert Jansz van van Oijen en diens vrouw Ariken Gijsbertsdr Verlee ca. 1 morgen weiland te Rijswijk (RAR, RANB 219, fol. 140v).

III. Evert Evertsz van Oijen, * ca. 1636, herbergier te Rijswijk (Gld) in ‘De Wildeman’, lidmaat ald., gerichtsman (1680), pachter van de bieren te Ravenswaaij (1708), † Rijswijk 12-1-1711 ‘smorgens 9 uren’, ∞ ald. 6-4-1673 Adriaentje Jans, * vóór 1638, lidmate te Rijswijk, † ald. 25-10-1708, zij ∞ 1e Rijswijk 28-2-1658 Dirck Joosten van Cooten, j.m. van Rijswijk, lidmaat ald., rademaker, zn. van Joost Dircksz, rademaker, en Cornelia Willemse.

20-10-1615: Joost Dirckss, rademaecker te Rijswijk, en zijn vrouw Neelken Willemsdr prom. aan de kerkmeesters te Rijswijk 100 gld. c.i., uit hun huis, hofstad en boomgaard aldaar (RAR, RANB 203, fol. 113). 1-11-1617: Joost Dircksss raijmaecker en zijn vrouw Cornelia Willemssdochter prom. aan Adriaen Pelgroms, burgemeester van Buren, ten behoeve van diens vrouw Aertjen van Ommeren 300 gld. c.i. en verbinden hun huis bij de Hoendersteeg in het dorp Rijswijk (RAR, RANB 201, fol. 19v). 21-2-1620: Joost Dirckssoon raijmaecker te Rijswijk en zijn vrouw Cornelia Willems vendiderunt aan juffr. Barta van Bemmel, wed. van jonker Gijsbert van Hardenbroeck een jaarlijkse losrente van 6 gld. uit hun huis, hofstad en boomgaard, groot ca. 0,5 morgen te Rijswijk, en ca. 1 hont mede aldaar; te lossen met 100 gld. (RAR, RANB 203, fol. 151). 5-3-1666: op de gerede goederen van Dirck Joostens te Rijswijk is gepand door Hubert van Baden voor 41 gld. (RAR, RANB 219, fol, 39v). 16-5-1676: de ambtman spreekt aan met recht van verborging Evert Evertsen voor een breuk van 75 gld. omdat de laatste de executie heeft doen stuiten van Aerdt Suermondt, brouwer te Rijswijk wegens de pacht der bieren en de wijnaccijns aldaar in 1676 (Spies, deel 12, pag. 386, 390). 9-7-1678: Evert Evertsen (van Oijen) is aanlegger met bezaat tegen Bernard Schagen, dekaan van het kapittel van St. Jan te Wijk bij Duurstede. Oordeelwijzers zullen worden aangewezen (Spies, deel 12, pag. 416, 428). 21-2-1680: gerechtelijke verklaring wordt afgelegd door o.a. de gerichtslieden Philips Specht, burgemeester, Evert Evertsen van Oyen en Wichman van Nijkerck, gereformeerde ritmeester (RAR, RANB 94). 23-11-1683: Geurt en Pons Cornelisz de Cruijff bekennen via hun gevolmachtigde Evert Evertsz van Oijen 300 gld. schuldig aan ritmeester Otto Severijn (RAR, RANB 219, fol. 76v). 28-7-1688: Evert Evertsz en zijn vrouw Anna (sic!) Jansdr bekennen een schuld van 200 gld. c.i. aan de heer overste Van Limborgh, en verbinden een vierde part van een huis, hof en bouwland, genaamd de Wildeman, groot ca. 2 morgen, alsmede uit een vierde part van 1½ morgen weiland, genaamd de Hegh, en uit 1 morgen boomgaard en bouwland in de Wijfdijk te Rijswijk (RAR, RANB 219, fol. 82v). 14-3-1690: op de nagelaten gerede en ongerede goederen van Dirck Joosten van Coten en vervolgens op die van Evert Evertsz van Oijen, als getrouwd met Adriaentje, weduwe van voormelde Dirck Joosten van Coten, is voor 75 gld. gepand door secretaris Jan van Coten q.q. (RAR, RANB 219, fol. 106). 19-11-1692: op de gerede en ongerede goederen van Evert Evertsz van Oijen onder Rijswijk wordt bezaat gedaan door Gerrit Meijburgh, wijnkoper, voor de somma van 197 gld. 9 st., terzake van gehaalde wijn en brandewijn (RAR, RANB 219, fol. 102). 22-1-1693: Evert Evertsz van Oijen en zijn vrouw Adriaentje Jansdr, Joost Dircksz van Coten, Dirck Dircksz van Coten en hun zuster Weijntje Dircksdr van Coten bekennen een schuld van 200 gld. c.i. aan Gerard Meijburgh, wijnkoper, en verbinden een huis en boomgaard aan de Hoendersteeg te Rijswijk, groot ca. 5½ hond; een vierde deel in een huis en hofstad, genaamd de Wildeman, en 1 morgen bouwland in de Wijfdijk (RAR, RANB 219, fol. 102v-). 10-6-1695: Evert Evertsen van Oijen en J. Evertsen van Oijen treden op als getuigen bij overdracht van land te Rijswijk. Hun zegels zijn afgevallen (GldA, AHG Rijswijk, charter). 1693: blijkens de cedulen der inwoners van Rijswijk is Evert Everts van Oije herbergier aldaar (GldA, Polderdistrict Nederbetuwe nr. 229, dl. c). 16-1-1704: voorwaarden voor de verpachting van een kamp weiland te Rijswijk, groot 3 morgen, strekkende van de dwarssloot van de 2e kamp tot aan de dwarssloot van de 4e kamp, genaamd De Vuijlkamp, laatst gebruikt door Jan Timmerman. Ingezet door Goossen Aelbertsz voor 20 gulden. Verhoogd door Evert van Oijen met 6 gulden. Borgen: Jan van Haegh en Dirck Hendricksz. En een kamp weiland te Rijswijk groot vierdehalve morgen, zijnde 1/3 van 10 morgen, strekkende van de 2e sloot tot aan de Zoel of wetering, laatst gebruikt door Bart van Haegh. Ingezet door Dirck van Eck voor 24 gulden. Verhoogd door Dirck Hendricksz van Osenbrugge met 5 gulden. Borgen Evert Evertsz van Oijen en Gijsbert Teunisz. (RAZU, Ewoud en Elisabeth Gasthuis Wijk bij Duurstede, inv.nr. 364). 27-1-1705: Verpachting van 3 morgen weiland, zijnde het 2e deel van 10 morgen, strekkende van de Meergraaf tot de Tweede sloot, laatst in huur gebruikt door Jacobus Tijssen. Ingezet door Gerrit de Cruijff voor 37 gulden. Verhoogd door Evert van Oijen met 6 gulden. Borgen: Jan Hermensz en Jacobus Tijssen. Deze pacht is, op een niet nader genoemde datum, mogelijk direct, overgedaan aan Gerrit de Cruijff, die tot borg stelt Evert de Cruijff. En 3 morgen weiland te Rijswijk, strekkende van de Broeksteeg af, laatst gebruikt door Joost van Cothen. Ingezet door Gerrit de Vrede voor 62 gulden. Verhoogd door Gerrit de Cruijff met 10 gulden. Borg: Evert de Cruijff. En een kamp weiland onder Rijswijk, groot 3 morgen, strekkende van de Dwarssloot tot aan de Zoel, laatst gebruikt door Willem Hendricksen. Inge-zet door Hendrick Arissen van Gameren voor 31 gulden. Borgen: Peter Christiaensen. En 4 morgen wei-land, zijnde het voorste deel van 10 morgen, onder Rijswijk, laatst gebruikt door Gerrit de Vrede. Ingezet door Gerrit de Cruijff voor 42 gulden. Verhoogd door Evert de Cruijff met 10 gulden. Borg: Gerrit de Cruijff (RAZU, Ewoud en Elisabeth Gasthuis Wijk bij Duurstede, inv.nr. 365). 8-1-1710: Verpachting van een kamp weiland op Rijswijk, groot 3 morgen, strekkende van de dwarssloot van de 2e kamp tot aan de dwarssloot van de 4e kamp, genaamd De Vuilkamp, laatst gebruikt door Evert van Oijen. Gehuurd door Aelbert de Cruijff voor 25 gulden. En een kamp weiland te Rijswijk, groot vierdehalve morgen, zijnde het derde deel van 10 morgen, strekkende van de 2e sloot tot aan de Soel of wetering toe, laatst gebruikt door Evert de Cruijff. Ingezet en opgehouden. Naderhand verhuurd aan Evert de Cruijff voor 30 gulden. En de gasthuisuiterwaard te Rijswijk, groot 23 morgen, laatst gebruikt door Aelbert de Cruijff. Ingezet door Cornelis van Ommeren voor 361 gulden. Verhoogd door Adriaen de Cock met 51 gulden. Borgen: Adriaen Jansz van Buren en Hendrick de Cock. En de weide van een boomgaard aan het Cotherpad. Ingezet door Cornelis van Ommeren voor 14 gulden (RAZU, Ewoud en Elisabeth Gasthuis Wijk bij Duurstede, inv.nr. 365). 17-1-1710: op de gerede en ongerede goederen van Derck van Coten, Aert Gerritsz Udo en zijn vrouw Elisabeth van Coten, en Arien Aertsz, als gezamenlijke kinderen en erfgenamen van wijlen Adriana Jans, is bezaat gedaan door Joost van Coten (RAR, RANB 216, fol. 75v). 10-6-1710: Evert van Oijen wordt vermeld als pachter van de bieren op Ravenswaaij in het jaar 1708 (RAR, RANB 113, fol. 236).

Uit dit huwelijk te Rijswijk:
a. Evert Job Evertsz van Oijen, ≈ 17-1-1675; lidmaat ald. 25-3-1701, vervolgens te Ravenswaaij 21-7-1709 en in 1710 wederom te Rijswijk, schutter te Rijswijk; † vóór 19-4-1754, ∞ Rijswijk 12-5-1700 Anneke Henricksdr de Leeuw, ≈ Buren 3-2-1675, nog getuige te Rotterdam 14-4-1757, † na 24-7-1758, dr. van Henrick Willemsz de Leeuw en Willemken Gerritsdr Udo.
10-6-1710: Jan van Brummelen spreekt aan met panding en pandkering Evert Evertsen van Oijen de jonge (RAR, RANB 113, fol. 232v). 31-3-1711: mr. Antoni van Rhee en zijn vrouw transporteren na verkoop voor 2000 gld. aan Evert van Oijen 6 morgen 5 hond boomgaard, wei- en bouwland te Rijswijk, strekkend van de Dola tot de weerdgraaf, alsmede ½ morgen bouwland over de Middelweg (RAR, RANB 219, fol. 135v). 31-10-1713: de ambtman spreekt aan Evert van Oijen voor een boete van 5 gld. wegens vechten met Herman de paardenmeester te Amerongen en voor de kosten (RAR, RANB 113, fol. 258v). 1720: Evert Eversen van Ojen ontvangt over een jaar schutterstraktement 31 gld. (RAR, Polderdistrict Nederbetuwe nr. 270 II).
b. Dirck van Oijen, ≈ 25-6-1676.
c. Lijsbeth Evertsdr van Oijen, * tussen 1676-1680; † tussen 7-2-1697 en 20-11-1698, ∞ ca. 1696 Aert Gerritsz Udo, ≈ Maurik 7-10-1649; herbergier te Rijswijk; diaken (1691-1693) en ouderling (1697-1700) ald.; † Rijswijk 2-10-1716 (’s avonds 10 uur); zn. van Gerrit Cornelisz Udo en Maria Aertsdr Hack; en wednr. van 1e Johanna Adriaensdr van Malsen en 2e Aeltje Petersdr van Eck; hij hertr. ca. 1698 Lijsbeth Dircksdr van Cooten (halfzuster van zijn derde echtgenote).
8-12-1708: aan de gerede en ongerede goederen onder Rijswijk van Joost van Coten als pachter, en Aart Gerritsz Udo als borg en medeprincipaal, is koopbieding gedaan door de rentmeester der vicariegoederen in Nederbetuwe voor de somma van 552 gld., terzake van de pacht der vicariegoederen over de periode 1702-1707 (RAR, RANB 219, fol. 130). 3-1-1710: aan de gerede en ongerede goederen en kredieten in Rijswijk van Aart Udo, nomine uxoris Lijsbeth van Coten, Dirck van Coten en Arien Aartsz, als kinderen en erfgenamen van Adriaantje Jansdr, in leven vrouw van Evert van Oijen, wordt bezaat gedaan door Joost van Coten, om daarop wegens het verschot 192 gld. te verhalen (RAR, RANB 219, fol. 131).
d. Dirck van Oijen, ≈ 20-2-1681.
e. Jan Evertsz van Oijen, * tussen 1686-1697.

GldA = Gelders Archief
RANB = Rechterlijk Archief Nederbetuwe
RAR = Reg. Archief Rivierenland

dinsdag 7 maart 2017

Gastenboeken van kasteel Keppel

Voor de provincie Gelderland is toerisme een fenomeen dat diepere wortels in het verleden heeft dan menigeen denkt. Rond 1900 verrezen weliswaar tal van logeeradressen of pensions op de grens van de Veluwezoom voor lieden die zich in hun vrije tijd wilden laven aan het nabije ongerepte en glooiende landschap, en die zelfs ‘s winters de sensatie wilden voelen van het ‘Zwitserland van het Noorden’. Echter bestaan nog meer en oudere tekenen van toeristisch vertier in de Gelderse regio. Een daarvan vormt het kastelenbezoek. In de negentiende eeuw waren bewoonbare kastelen vaak nog in handen van residerende eigenaren of huurders, en was de kwaliteit van deze panden zeer wisselend, net als de staat van de omringende parken en tuinen. Daar waar de belangstelling voor een kasteel en het bijbehorende landgoed tot een zekere populariteit steeg begon de eigenaar een registratie aan te leggen van de ‘belangstellenden’. Kasteel Rosendael, met zijn ‘bedriegertjes’, startte in 1801 met de aanleg van een gastenboek, dat (met een hiaat tussen 1832-1901) werd bijgehouden tot 1903. Van huis Verwolde is een gastenboek uit de periode 1905-1924 bekend, en van huis Ruurlo is een gastenboek van de oranjerie uit de periode 1890-1899 bekend.
Van het kasteel Keppel zijn gastenboeken bewaard uit een aaneensluitende periode van 1850-1908. Wat de toeristische gasten in die periode te zien kregen is niet duidelijk. Het register lag in elk geval in de ridderzaal van het kasteel, zodat mag worden aangenomen dat de bezoekers in elk geval naast de tuinen en een deel van het huis tot aan de ridderzaal te zien kregen. De vraag rijst wie nu tot welke sociaal-maatschappelijke groepen de toeristen uit de tweede helft van de negentiende eeuw behoorden. De gastenboeken van Keppel reppen daar uiteraard niet van. Je moet deze dan ook lezen in de gedachte dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking in die tijd nog niet in de gelegenheid was om culturele uitstapjes te maken. En dat blijkt ook uit de ingeschreven namen. Naast verdere verwanten van de kasteeleigenaren, toen nog Van Pallandt, werden de gastenboeken gevuld met namen van andere nieuwsgierige adel en leden van patricische families. Gezinnen, aangeduid ‘met gezelschap’, gehuwde dames alleen, dames met vriendin, en dan vaak voorzien van een dubbele familienaam. Soms wordt duidelijk wat voor positie de bezoekers bekleedden: notarissen, advocaten, hoge bestuursambtenaren en militairen, een stadsapotheker. Verenigingen, zoals de Sociëteit De Overeenstemming, de zangschool van Rozendaal (met meisjes), het muziekgezelschap Fabricando Fabio Fimus uit dezelfde plaats en het gereformeerd armbestuur van Deventer, zorgden voor een sociale ontmoeting in neerwaartse richting.
Uiteraard concentreerde de geografische herkomst van de bezoekers zich op de directe omgeving (Doesburg, Zutphen, Doetinchem), maar vaak werden ook de rijke westerse steden (Amsterdam, Den Haag, Dordrecht, Leiden, Delft, Rotterdam) genoemd, evenals plaatsen in Overijssel, Utrecht en Friesland, en in Duitsland (Bocholt, Anholt, Moers en Tecklenburg). De seizoenen van het kasteelbezoek waren vooral gelegen tussen de maanden juni en september, en daarin kon de eigenaar in totaal gemiddeld zo’n 100 tot 250 gasten verwelkomen.

dinsdag 9 februari 2016

Genegenheid binnen de familie Van Losecaat

Op 16 januari 1622 diende de in Zaltbommel woonachtige Hermanna van Losecaat bij het Hof van Gelderland een klacht in tegen Jacob van Losecaat, waarbij van hem werd geëist dat hij zou bewijzen dat hij een wettige zoon van de in 1602 overleden hopman in Spaanse dienst Herman van Losecaat was. Hermanna gaf aan dat zij de enige dochter was van deze Herman van Losecaat, uit diens huwelijk met een zekere Aaltje van Abeel (ook wel geschreven als: van den Aenbelt). Herman was eerder gehuwd geweest, namelijk rond 1566 met Catharina van Tongeren, weduwe van jonker Johan van Huessen, met wie zij drie voorkinderen had: Hendrik, Margriet en Jan van Huessen. Deze eerste vrouw was gestorven in 1586, waardoor een tweede huwelijk eerst vanaf dat jaar moet hebben plaatsgevonden. Volgens Hermanna paste Jacob van Losecaat niet in het familieplaatje en ontkende zij iets te weten van zijn bestaan. Vervolgens ontrolt zich een smakeloos proces waarbij beide partijen steeds meer met de waarheid een loopje namen en bovendien getuigen opriepen die op hun beurt ook weer bijdroegen aan de verspreiding van tegenstrijdige feiten. In zijn verweer benadrukte Jacob van Losecaat dat Hermanna zelf een bastaard was, daar haar vader haar moeder slechts tot bijzit had. Bovendien had Hermanna ook nog een broer Jacob en een zuster Heesken. De laatste trad als 47-jarige in 1622 op in een belastende verklaring voor haar zuster. Deze zou geboren zijn toen Heesken als negen- of tienjarige in de kraamkamer van haar moeder getuige was van het gesprek van haar vader Herman over het hem bereikte nieuws dat de prins van Oranje in Delft was neergeschoten. Dit zou wijzen op de geboorte van eiseres in het jaar 1584, voldoende om aan te tonen dat Herman van Losecaat toen nog gewoon met Catharina van Tongeren gehuwd was, en de kinderen van Aaltje dus uit bastaardij waren voortgekomen. Bovendien zou er sprake zijn van nog twee kinderen, waarvan er een ook Jacob heette. Ten overvloede werd er nog een oude dienster bijgehaald die ooit, 38 jaar daarvóór, op huis Wayenstein te Herwijnen voor Herman van Losecaat had gewerkt, en niet beter wist als dat Hermanna een dochter van de bijzit was.
Hermanna weerlegde de verklaringen en wees op het feit dat de getuigen allemaal verschillende geboortejaren van haar aangaven. Weliswaar steeds in het verkeerde tijdsbestek, tussen 1582 en 1585, maar dat was volgens haar te wijten aan hun onhelder waarnemingsvermogen. Haar zuster Heesken zette zij weg als ‘ondeugend’, omdat zij een echtbreekster was, die haar man Roelof Mathijsz en haar drie kinderen had verlaten voor een zekere Alexander van der Strijdhorst. De tegenpartij sloeg vervolgens ook hard terug. Hermanna van Losecaat zou in 1594, nog bij het leven van haar vader er vandoor zijn gegaan met een Anthony van Drolshagen, en daarna met een kapitein Aldendorp. Van de laatste had zij een dochter, genaamd Johanna, die ten tijde van het proces nog leefde, en groter en sterker was dan haar moeder. Vervolgens was Hermanna in het huwelijk getreden met de Engelsman met de Hollandse naam Dirk Peters van der Wiel, een vaandrig, met wie zij een zoon genaamd Herman kreeg. Toen de echtgenoot tot het besef was gekomen een foute vrouw te hebben getrouwd had hij haar verlaten om in Oost-Indië zijn heil te zoeken. Eenmaal weer op zichzelf aangewezen, had Hermanna de remmen volledig losgegooid en had zij het met vele mannen aangelegd en in overspel geleefd. In dat verband wordt gesproken over een hoogduits edelman, genaamd Brandt, waarbij zij een zoon Joost kreeg, die tijdens het proces bij zijn tante Heesken van Losecaat in Bommel woonde, en dan ca. 14 of 15 jaar oud was. Deze edelman had Hermanna met grote schulden verlaten, waarna ze het had aangelegd met een andere hoogduitse edelman, genaamd Vos. Ook hij had haar verlaten met hoge schulden. Tenslotte wierp Hermanna zich op een Engelse luitenant, genaamd Halsart, met wie zij een jong overleden zoon en een dochter kreeg. Halsart zelf overleed aan de pokken, en liet haar naast verdriet op zijn manier ook weer de nodige schulden na. Hoe het nu met de wettige geboorte van de verweerder Jacob van Losecaat zat, wordt intussen niet duidelijk. Hermanna ontkende dat hij dezelfde was als haar broer. En enkele afschriften van akten zouden aantonen dat zij als zuster werd vermeld van Jacob van Losecaat, die aan het begin van de zeventiende eeuw ambtman van Batenburg was. (Bron: Gelders Archief, 0124 Hof van Gelre en Zutphen, inv.nr. 5099, civiel proces 1624 nr. 29).

vrijdag 11 december 2015

Tekeningen van een lang vergeten familie Chalon

In het nog niet geïnventariseerde en daarom ook nog niet openbare archief van het Huis Leur – in de toekomst wordt dit trouwens hernoemd in: Familiearchief Van Verschuer – bevinden zich een aantal archiefstukken, waaronder een viertal ongesigneerde prenttekeningen, van leden van de familie Chalon. De Chalons maakten vanaf de zeventiende eeuw deel uit van de kunstzinnige scene binnen Amsterdam. Het Gelders Archief bezit van deze familie een afschrift van een testament uit 1747 van het echtpaar Hendrik Chalon (1715-1789) en Susanna van Bulligen (ook wel: Bullingen). Van hem is bekend dat hij zijn kost verdiende als orkestmeester te Amsterdam en op zeker moment te Leiden en dat hij een zoon was van Louis Chalon (ca. 1687-1741), kunstschilder, toneeldecorateur en acteur bij de Amsterdamse schouwburg, en de toneelspeelster en danseres Anna Maria Rigo.
Drie van Hendriks kinderen maakten zich eveneens op artistiek terrein verdienstelijk. Zijn dochter Christina (1749-1808) werd tekenares, etser en schilder, en huwde in 1784 de koopman/organist Christiaan Frederik Rüppe. Zij tekende vooral mensen uit het volk: boerengezelschappen, straatscènes, moeders met kinderen en huiselijke taferelen. Van haar hand zijn waarschijnlijk de hier getoonde ‘kaartspeler’ en ‘dansende boerin met dochter’ die in het Gelders Archief werden aangetroffen.
De oudste zoon Jan Chalon (1738-1795) volgde een muziekopleiding, waarmee hij in Parijs zijn inkomen veilig stelde, maar hij werd uiteindelijk beter bekend als muziekdocent, pentekenaar, etser en prentenverzamelaar in Londen. Van hem wordt verteld dat hij levendig, innemend en godsdienstig was. En bovendien een grote mate van beschaafdheid aan een nauwgezette eerlijkheid paarde. Van zoveel lofuitingen wordt men toch wel even stil. Hij zou zich bovendien kritisch hebben betoond ten aanzien van zijn specialiteit: het maken van tekeningen van hoofden. Vele zou hij direct nadat hij ze geëtst had weer hebben weggegooid, waardoor er na zijn overlijden te Londen slechts een 100 exemplaren waren overgebleven.
Van de tweede zoon van Hendrik, genaamd Hendrik Louis Chalon (1744-1821) is weinig meer bekend dan dat hij een muzikale opleiding heeft genoten. Daar waar de literatuur verder over deze man zwijgt, helpt ons het huisarchief Leur wat verder. Twee tekeningen met bijschriften maken duidelijk hoe hij eruit heeft gezien en waar hij is overleden. Van zijn grafmonument op de toen nog niet eens lang daarvoor geopende begraafplaats van Père Lachaise in de binnenstad van Parijs is zelfs een ingekleurde tekening bewaard gebleven. Wie de tekening uit 1821 heeft vervaardigd is niet bekend, maar zijn neef Henri Bernard Chalon, een zoon van Jan, komt daarvoor in aanmerking. Volgens het ‘Biographisch woordenboek der Nederlanden’ van A.J. van der Aa betrof het een tot schilder opgeleid man, die ‘veel talent bezat in het schilderen van beesten, vooral van paarden’. Hij zou bovendien schilder van de prins-regent van Engeland en van de hertog van York zijn geweest.

vrijdag 19 juni 2015

Bij het passeren van 200 leden van een familypage op Facebook

Vandaag was het dan zover. Het magische ledental van deze familiesite passeerde de 200. Niet spectaculair zal men zeggen, maar ondanks het feit dat deze familie bekend is onder zoveel verschillende namen, is het wereldwijde aantal bescheiden te noemen. Bovendien wonen de leden in slechts drie landen: Duitsland, Nederland en de Verenigde Staten. Het Amerikaanse aandeel is het grootst, waardoor de voertaal veelal Engels is. De jongste leden zijn 8 en het oudste lid 95 jaar oud. De pagina vormt ook een plek waar oude en nieuwe foto's elkaar afwisselen, familieberichten vinden hier naast de lokale media een extra platform en archiefvondsten, films en krantenberichten worden geïnteresseerden onder de aandacht gebracht. Aanvankelijk was deze Facebookpagina voor iedereen openbaar, maar commerciële en andere discutabele lieden konden vrijelijk gebruik maken van het posten. Derhalve is in 2014 een ballotage ingevoerd en worden sindsdien in voorkomende gevallen aanmelders gevraagd om hun relatie tot de familie.

vrijdag 5 september 2014

Een haarlok van koningin Maria van Engeland (1662-1694)

In het huisarchief van Rosendael bevindt zich voor de verandering niet alleen oud papier maar zowaar ook een stevig plukje haar dat met een bandje bijeen wordt gehouden en is bezet met een aantal kleine edelsteentjes. Hier is duidelijk iets bijzonders aan de hand. In een bijbehorend klein handschrift is op een strookje papier geschreven dat het haar afkomstig was van de prinses van Oranje en geschonken aan de vrouwe van Rosendael. Omdat een datering ontbreekt heeft men in het verleden getracht de naam van deze prinses van Oranje te achterhalen. Daarvoor in aanmerking kwamen Wilhelmina van Pruisen (1774-1837), liefkozend Mimi genoemd door haar echtgenoot, de eerste Nederlandse koning Willem I, en koningin Maria van Engeland (1662-1694), vrouw van koning-stadhouder Willem III van Engeland en de Republiek.
Van de eerste is een schilderij bekend waarop zij met een strenge blik de wereld in kijkt. Maar belangrijker is, dat zij donkerblond tot zwart haar bezat. Die valt dus af, want het geschonken haar is middelblond en mogelijk nog lichter van kleur geweest. Al geeft een bijzondere omstandigheid rond haar echtgenoot wel aan dat het knippen van haren ter blijvende bewaring niet ongebruikelijk was. Zo werd van de grijze haardos van haar man Willem I - waarschijnlijk direkt na zijn dood in 1843 - een stukje afgeknipt. Erg veel schade werd hem daarmee niet berokkend, blijkens een tekening van hem van luttele dagen voor zijn dood, die een morsig type met ‘advoirdupoids’ te zien geeft. In 2013 bracht dit relikwie op een Zeeuwse veiling een bedrag van 3750 euro op. Zaak dus om niet slordig met haren om te springen.
De andere kandidaat-eigenares van het haarlokje is koningin Maria of Mary II van Engeland, Ierland en Schotland. Oudste dochter van de roomse koning Jacobus II uit het huis Stuart, en Anna Hyde. Ze was gehuwd met onze stadhouder Willem III, en een portret van haar verraadt niet alleen een vriendelijk gezicht maar ook een grote blonde krullebol. Bij de haarlok werden enkele geschreven stukken uit 1689 van haar hand aangetroffen, onder meer over de bisschop van Canterbury. Dit lijkt ook te passen bij de waarschijnlijke ontvanger van het haarlokje Janne Margriete van Arnhem, die erfdochter van de heerlijkheid Rosendael was, en mede via haar echtgenoot contacten onderhield met lieden die in het Haagse met staatszaken en diplomatie belast waren. Echter komt pas meer duidelijkheid over het haarlokje op het moment dat hierop DNA-onderzoek is verricht.

dinsdag 25 maart 2014

Grepen uit het archief van Huis Rosendael (3)

In het Huisarchief van Rosendael bevindt zich een aantal stukken die afkomstig zijn van leden van het geslacht Van Wassenaer. Deze familie bezat aanzienlijke goederen die voor een belangrijk deel in het gewest Holland te vinden waren. Naast land- en huizenbezit was het echter ook normaal dat mannelijke leden van dit geslacht vaak belangrijke functies in rechts- en bestuursorganen bekleedden. Zo was daar aan het einde van de 17e eeuw Arent van Wassenaer, heer van Duvenvoorde, Voorschoten en Veur (1699-1721) die toen werd benoemd tot hoogheemraad van Schieland.
In die hoedanigheid legde hij de hand op een vuistdik register van privileges, handvesten en verordeningen van het hoogheemraadschap Schieland, omvattende het tijdvak 1299-1609. Er bevinden zich aanvullingen in tot het jaar 1620, waardoor het vermoeden bestaat dat Van Wassenaer zich het boek van een voorganger heeft toegeëigend. Thans ligt de band uiteen, waardoor het eerst een grondige restauratie moet ondergaan alvorens het aan publiek ter inzage gegeven kan worden. Hoe lang dat gaat duren is niet duidelijk. Restauratie is tijdrovend en duur, en er wacht nog zoveel om voor raadpleging geschikt gemaakt te worden. Daarom hier maar een paar foto’s van deze, plechtig van een ingekleurd wapen voorziene bron.